e vraag naar technisch geschoolde jongeren neemt toe. Voor Twente geldt dat in het bijzonder, omdat hier de zwaar vertegenwoordigde maakindustrie sterk te maken heeft met deze krapte op de arbeidsmarkt. Vandaar dat, ruim een half jaar na de kick off, al rond de 100 bedrijven en circa 20 scholen zich hebben aangesloten bij Sterk Techniekonderwijs Twente (STO Twente). Dit initiatief moet de praktische brug slaan tussen onderwijs en bedrijfsleven, onder meer om de instroom van leerlingen naar technische bedrijven te bevorderen.
STO Twente kent vijf subregio’s: Hengelo, Oldenzaal, Enschede, Rijssen-Holten en Almelo e.o. Voor Almelo e.o. trekken Henco van der Weijden en Rik Pape, vanuit de locatie van netwerkorganisatie Ondernemershuis Twenterand in Vriezenveen, als projectleiders de kar. Binnen deze subregio vallen de gemeenten Tubbergen, Almelo en Twenterand. “Voor het gebied Twenterand hebben we al veel beweging gecreëerd,” zegt Van der Weijden, “nu zijn we bezig voort te borduren op bestaande verbindingen met en tussen het bedrijfsleven en het onderwijs in de gemeente Tubbergen, en daarna met de gemeente Almelo.” Het gesprek met Maaike Hagedoorn van scholengemeenschap Canisius in Tubbergen en Jan Steggink van Steggink Infra in Reutum is een veelbelovend voorbeeld van zo’n bestaande verbinding.
Op zoek naar de passie
Jan Steggink van Steggink Infra, ’makers van mobiliteit’, zoals hij zijn bedrijf zelf omschrijft, opent het gesprek met een interessante stellingname: “Vanuit het maatschappelijk systeem sturen wij te veel op de skills van leerlingen. We moeten breder kijken, naar de skills én de wills, dus ook naar de menselijke kant, de soft skills. Veel leerlingen weten precies wat ze willen, maar er zijn ook kinderen die minder zelfverzekerd in hun schoenen staan. Dat betekent onder andere dat scholen op een flexibeler manier moeten opleiden met meer tijd om na te denken en de optie om te kunnen switchen. Anderzijds moeten bedrijven ook flexibeler worden door meer gelegenheid te bieden voor stages en door jongeren meer te laten ontdekken in het bedrijf, want dan kunnen er onverwachte interesses en talenten boven komen drijven.” Hagedoorn: “Ik ben het met Jan eens, maar voeg eraan toe dat we met het lesprogramma en de keuzes hierin binnen Canisius veel oog hebben voor de leerling als individu, voor álle leerlingen. We willen ze zoveel mogelijk laten ontdekken en zijn altijd op zoek naar datgene waar ze echt warm voor lopen. Daarom lopen al onze vmbo-leerlingen veel stage en zijn wij ook ontzettend blij met de samenwerking van het bedrijfsleven en organisatie in deze. Op school zijn uitgebreide stageprogramma’s ontwikkeld.” Van der Weijden en Pape horen de dialoog met tevredenheid aan, want, zegt Van der Weijden, “het is mooi dat zowel vanuit het bedrijfsleven als het onderwijs het zoeken naar de passies van leerlingen een belangrijke plaats heeft. Ik zou nog wel een belangrijke ‘O’ aan de bekende drie willen toevoegen, namelijk de ‘O’ van Ouders, die in die ontdekkingstocht ook een rol spelen.”
“Naast de bouwkolom wil ik werken aan de belangrijke mensenkolom”
Jan Steggink
Bouwen aan de mensenkolom
Jan Steggink is geen doorsnee ondernemer waar het gaat om de visie betreffende de vraag hoe het bedrijfsleven om moet gaan met jongeren. “Als ondernemer ben ik zogezegd uit de kast gekomen, van het toneel gestapt. Ik zie dat het zijn vruchten afwerpt wanneer je naast de hard skills meer focust op de menselijke aspecten, waardoor de jongeren beter in hun vel gaan zitten, hun talenten beter gaan ontdekken en logischerwijs ook beter gaan werken. We hebben een bouwkolom die stevig in elkaar zit, maar ik wil daarnaast werken aan de belangrijke mensenkolom. Dat kost geld, maar als bedrijfsleven moeten we hierin investeren. Het onderwijs moet daar wat mij betreft ook in mee, die verbinding moeten we meer zoeken, bijvoorbeeld door het intensiever uitwisselen van docenten en vakmensen.” Hagedoorn relativeert: “Ik ben het met Jan eens, maar zeg er wel bij dat het niet altijd eenvoudig is om jongeren op deze leeftijd andere dingen te laten ontdekken omdat groepsdruk op die leeftijd een belangrijke invloed heeft. Desalniettemin is het belangrijk dat leerlingen ontdekken waar hun passie ligt. We bedenken bewust zaken om bij leerlingen ook andere keuzes teweeg te brengen. Denk aan de speeddates met vrouwen die in de techniek werken en met mannen die in de zorg actief zijn. Ook kennen we één technisch profiel door alle opleidingen heen die leerlingen zelf kunnen inrichten Dat helpt hen te leren ontdekken wat ze zelf willen en het helpt ons volwassenen om de leerlingen optimaal te begeleiden in hun persoonlijke ontwikkeling en groei. Het gaat om meer dan kennis alleen.” Pape interpreteert deze discussie richting STO: “Wat Maaike en Jan bespreken, reflecteert goede voorwaarden die leiden tot meer verbinding tussen onderwijs en bedrijfsleven. Dat past prachtig in het straatje van STO en in de van subregio Almelo in het bijzonder. Het lesaanbod nog aantrekkelijker maken, uitwisselen van docenten en vakmensen, speeddates, keuzevrijheid, de aandacht voor stageplaatsen, ontdekken van passie… allemaal elementen die passen binnen onze doelstellingen.” “Maar,” geeft Hagedoorn Pape en Van der Weijden mee,” kijk verder dan alleen het vmbo, ook leerlingen van het havo en het vwo, maar ook het mbo verdienen in dit verband aandacht.”
“Het is belangrijk dat leerlingen nieuwsgierig zijn en leren ontdekken wat ze zelf willen”
Maaike Hagedoorn
Rol van de overheid
De positieve instelling van de eerste twee ‘O’s’, Onderwijs en Ondernemers, is evident. Hoe zit het met de derde ‘O’, de Overheid? Hagedoorn: “Ik merk bij de gemeente weliswaar enthousiasme, maar zie nog niet voldoende flexibiliteit. Waarom bijvoorbeeld een VOG voor een stage van acht weken? Dat moet toch anders kunnen?” Steggink: “Mee eens, maar je breekt niet zomaar door de politieke correctheid heen. Dat is niet zozeer een verwijt aan de gemeente Tubbergen, maar meer de constatering dat de overheid in het algemeen niet flexibel genoeg is.” Van der Weijden: “Wij praten ook met lokale overheden en bespeuren inderdaad enthousiasme, maar we moeten met zijn allen proberen meer daadkracht tot stand te brengen, zodat ook die derde ‘O’ volop meegaat in een gezamenlijke visie dat er snel stappen gezet moeten worden om problemen als het tekort aan goed geschoolde technische jongeren in het technische bedrijfsleven het hoofd te kunnen bieden. We moeten het echt samen doen. En in dat opzicht zijn wij als STO subregio Almelo erg blij dat we met mensen als Maaike Hagedoorn en Jan Steggink geweldige ambassadeurs hebben, zij durven het hoofd boven het maaiveld uit te steken en dat is precies wat we nodig hebben om de noodzakelijke verbindingen tot stand te brengen!”
STO Twente subregio Almelo e.o.
Om de brug te kunnen slaan tussen onderwijs en het technische bedrijfsleven op landelijk niveau heeft minister van Onderwijs Arie Slob Sterk Techniek onderwijs in het leven geroepen. Daarvoor steekt hij voor een periode van vier jaar 100 miljoen euro per jaar in dit project. Van der Weijden: “In Tubbergen, Almelo en STO Twenterand gaan we dit met name gebruiken om goede vakmensen uit te laten stromen met voldoende kennis die stevig in hun schoenen staan. Daarom is het essentieel om dit project samen met ondernemers op te pakken. Het beschikbare geld gebruiken we vervolgens om techniek aantrekkelijker te maken voor leerlingen in het primaire onderwijs, het niveau van het onderwijs op te krikken en te zorgen voor goede en flexibele docenten en instructeurs.”