ind jaren 90 begon duidelijk te worden dat er in Europees verband belangrijke ontwikkelingen en besluiten voor de deur stonden om de natuurbescherming op grote schaal aan te pakken. Dat leidde in Nederland in 2003 tot de aanmelding van ruim 160 Natura 2000-gebieden. De impact daarvan begint de laatste jaren pas echt door te dringen. Maar boer Jan Broenink was voorloper met het nemen van drastische maatregelen. “Ik voelde toen al aan dat het roer om moest, dat we andere keuzes moesten gaan maken.”
Broenink had blijkbaar een vooruitziende blik. Zijn bedrijf ligt zo ongeveer midden in de Engbertsdijksvenen, dat destijds werd aangewezen als Natura 2000-gebied. “Hier paste geen intensieve veehouderij meer. De tijd was aangebroken dat boeren zich moesten gaan aanpassen aan hun omgeving. Daarom zijn wij in 1999 overgegaan op biologisch boeren. We zijn onder andere overgestapt op blaarkopkoeien, een oud-Hollands ras, dat goed uit de voeten kan met alleen gras. Door de extensieve begrazing dragen deze koeien bij aan meer biodiversiteit. Voor de consument betekenen blaarkopkoeien dat ze kaas en andere zuivelproducten leveren met een vollere, romiger smaak en zeer mals, smaakvol vlees.”
“Je moet andere doelen stellen en nieuwe toegevoegde waarde creëren”
Andere doelen stellen
De praktijk leert dat het niet eenvoudig is om over te gaan van intensieve naar biologische veehouderij. Broenink: “Toen de veranderingen als gevolg van Natura 2000 zich aandienden, was er wettelijk nog niets geregeld. Daarom lag de keus aanvankelijk en lange tijd daarna geheel bij de boeren zelf. Maar eenvoudig was dat niet en dat is het nog steeds niet. Want in de basis zal het systeem moeten veranderen, de keten van intensieve veehouderij moet doorbroken worden. Dat is een langdurig proces dat jaren kan duren en waarin je als boer langzaam moet meegroeien. Maar als je echt mee wilt met de nieuwe toekomst, dan moet je nieuwe doelen stellen en nieuwe toegevoegde waarde creëren. En wat ook belangrijk is, is dat mensen elkaar de ruimte moeten geven.”
Stichting Natuurboeren
Van het een komt het ander, zeker met de gedrevenheid van Jan Broenink. Aldus werd hij in 2010 een van de oprichters van Stichting Natuurboeren. Bij die stichting zijn enige tientallen boeren aangesloten, die onder andere aan de voorwaarden moeten voldoen dat ze een veestapel hebben van een oud-Hollands rundveeras en dat hun grond voor minimaal 25 procent bestaat uit landschaps- of natuurelementen. Broenink: “Wij willen ons, in nauwe samenwerking met onze zorgvuldig geselecteerde ketenpartners, echt onderscheiden van de bulkproducenten. Wij laten zien dat je ook op een goede manier een boerenbedrijf kunt runnen met meer variatie aan planten en dieren, met meer biodiversiteit, en dat je op die manier producten kunt maken die veel meer smaak hebben. Naast vlees zijn dat zuivelproducten zoals kaas.” Ook het biologische ijs vindt gretig aftrek, sinds kort ook corona-proof bij de ingang van zijn boerderij, waar passanten zelf hun bekertje ijs uit een ingenieuze machine kunnen halen. “Een prachtig apparaat dat ons extra inkomsten oplevert.”
Het Wroetvarken
Broenink heeft ook het merk Het Wroetvarken in de markt gezet. Dit is een totaalconcept waarbij de aangesloten 15 boeren deel uitmaken van een keten, die verder bestaat uit één subfokker, vermeerderaars, vleesvarkenhouders, één slachterij, drie grossiers en ongeveer honderd slagers. Belangrijk binnen deze samenwerking is dat hele keten samenlevingswaardig is. Broenink: “Elk deel van de keten wordt gevraagd verbindingen te zoeken en aan te gaan in de samenleving. De samenleving verandert en dat vraagt andere dingen van ons. Daarom moeten wij ons ook aanpassen, waarbij we met alles rekening moeten houden met de toekomst. Daarin uit zich ook mijn persoonlijke motivatie. Als ik namelijk stop met werken, wil ik kunnen zeggen dat ik het goed gedaan heb voor mijn kinderen. De generaties na ons moeten ook van een leefbare samenleving kunnen genieten.” Dit lijkt idealistisch, kan dit concept het volhouden naast de bulkproducenten? “Zoals voor elk nieuw product geldt, moet je de consument weten te prikkelen. Dat doen we met goede voorlichting over de wroetvarkens, over de wijze waarop ze leven, in stallen met veel ruimte en licht en met veel strooisel op de vloer.” En de prijs? “Het gaat niet om de prijs, maar om het verhaal achter het product. De stichting bepaalt zelf de prijzen richting slachterij, grossier en slagers, en die prijzen zijn constant. De consument vindt dat niet erg, vooral als ze merken dat onze producten vaak zelfs goedkoper kunnen zijn omdat wij geen marktwerking kennen.” Broenink wil met Het Wroetvarken niet te veel groeien: “Twee à drie keer groter worden is uiteindelijk het maximale, want met dit unieke concept moeten we relatief klein blijven, buiten de retail om.”
Gouden Mispel
Een mooie erkenning van zijn bijzondere werkzaamheden is de Gouden Mispel die Broenink kreeg van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap (VNC). De motivatie: ‘In een harde agrarische werkelijkheid sloeg hij met vooruitziende blik de duurzame weg in’. De onderscheiding werd in 2006 in het leven geroepen en wordt uitgereikt aan personen of organisaties, die een uitzonderlijke bijdrage hebben geleverd aan de bescherming of ontwikkeling van het Nederlands cultuurlandschap.