Ik zucht diep en veeg het zweet van mijn voorhoofd. Het is vreselijk warm op de oprit, waar ik een verwoede poging doe het rijkelijk aanwezige mos tussen de klinkers vandaan te prutsen. Ooit waren deze stenen rood. Denk ik. Nu zit er een hoop vuil op en tieren de mossen en algen er welig tussen. Mijn klusje-op-de-knieën vordert maar matig met het botte mesje dat ik ervoor gebruik. Ik ben inmiddels al ruim anderhalf uur bezig en ik ben nog niet eens op een kwart van onze bemoste oprit. Waarom vond ik het ook alweer nodig om dit te doen?
Even neem ik een moment om mijn rug te rechten. Een getergde kreun verlaat mijn lippen als ik mijn benen strek. Ik draai mijn heupen even heen en weer. Alles piept en kraakt. Mijn arme botten hebben het zwaar. Niet meer gewend aan lichamelijk zwaar werk. Nou ja zwaar, voor mij in elk geval wel. En een vies werkje trouwens ook nog eens. Waar onze dieselauto altijd staat hebben mos en olie zich op sommige plekken met elkaar vermengd tot een kleverige massa tussen de klinkers. Dat krijg je maar moeilijk weg. En dán draait de overbuurman zijn elektrische auto geruisloos zijn oprit op.
Gisteravond keek ik naar een televisieprogramma over de oorzaken van klimaatverandering. Allerlei experts vertelden wat je thuis allemaal kunt doen op het gebied van duurzaamheid. Een hoogleraar vertelde over warmtepompen, zonnepanelen, vloerisolatie, tochtstrips, spaarlampen en hergebruik van regenwater. Een jongedame legde uit dat je beter wat minder vlees kunt eten. Met tegenzin legde ik het stukje droge worst weer terug op de schaal. Alsof dát het verschil ging maken. Maar het zette me wél aan het denken. “Ik heb de elektrische boot gemist”, mompelde ik in mezelf, terwijl ik glimlachte om mijn eigen slechte woordgrapje. Best treurig.
“Lekker bezig!”, steekt de overbuurman goedkeurend zijn duim omhoog, terwijl hij uitstapt. De zon weerkaatst in de zonnepanelen waar zijn dak vol mee ligt. Ik hou één hand boven mijn ogen tegen de zon en wijs met de andere van de zon naar het dak van de buurman. “Voor mij niet zo fijn, maar voor joú wel.” Buurman maakt de universele geldbeweging met duim en middelvinger. “Goed voor het milieu én de portemonnee”, klinkt het vanaf de andere kant van de straat. Ik knik en buig me maar weer snel over het mos tussen de klinkers. Een groene oprit heb ik al. Nou de rest nog.